+ Leeslijst
PROFIEL
Expositie Jarenlang fotografeerde Awoiska van der Molen ramen van huizen op het platteland van Japan. Pas na enkele reizen begreep ze wat haar daar zo in aantrok.
LuisterenOpen 'luister naar artikel'Leeslijst
Foto Awoiska van der Molen
Ze stond buiten net op het punt om het raam te fotograferen en toen… deed de bewoner het licht uit. Weg was de kans. Het was zo'n bijzonder schouwspel geweest, grillige schaduwen van voorwerpen achter die matglazen ruitjes, zonder dat je nu precies begreep waar je op uitkeek. Maar nu stond Awoiska van der Molen (52) met lege handen, in het pikdonker, want ze bevond zich op het Japanse platteland ver van alles vandaan. Het betekende voor haar terug de camper in om haar reis voort te zetten, op naar andere momenten om met haar camera te vangen.
Foto Raymond Meeks
Het gebeurde tijdens een van de uiteindelijk vijf of zes reizen in Japan waar ze ramen ging fotograferen, iets wat spontaan was ontstaan in 2015. „Het zal wel een gevalletje kill your darlings worden", dacht ze bij de eerste foto die ze maakte, want ze was er voor heel iets anders, namelijk de natuur. Maar die eerste afbeelding bleef haar bij. Sterker nog, het bleek het begin van een hele serie foto's van ramen.
Deze zomer exposeert ze die voor het eerst, in de solotentoonstelling The Humanness of Our Lonely Selves in Huis Marseille aan de Amsterdamse Keizersgracht. In die statige grachtenpanden hangen straks uitzichten op juist zeer eenvoudige Japanse huisjes, waar het leven uit de dunne wanden naar buiten kiert en tegelijk wordt tegengehouden door raambedekkingen – de bewoners gebruiken behalve matglas ook vitrages, rijstpapier, bubbelplastic, vaak zelfs laag op laag, alles om de kou en zon en ook de blik van buitenaf maar te weren.
Daarin zag Van der Molen een scherm tussen een psychologische binnenwereld en de echte wereld buiten, en dus tussen haarzelf en de medemens. Zo dichtbij had ze toch nul contact. „Het was nooit voyeuristisch, ik zag niet wat binnen gebeurde en was daar ook niet in geïnteresseerd", vertelt ze.
Zoals Nederlanders hun gordijnen 's avonds open houden en Jan en alleman ziet hoe ze op de bank tv liggen te kijken, zo afgesloten trof ze het leven in Japan. Hoewel ze in 2015 nog niet precies kon duiden wat haar zo fascineerde, begreep ze in de loop der jaren tijdens het maakproces hoe de verlichte huiselijke ruimtes op haar foto's psychologische ruimtes werden, waar een eenzaamheid in was gekropen. Dat weerspiegelde ook de stilte op haar eigen reizen: ze sprak er vrijwel niemand; mensen vinden het onbeleefd om een vreemde aan te spreken. „Het was soms alsof ik wekenlang een soort onzichtbaarheidsverf droeg." Tegelijk hielp dat bij de afzondering die ze nodig had om dit werk te kunnen maken.
Foto's Awoiska van der Molen
Onbevooroordeeld
Van der Molen vertelt erover in haar atelier in Amsterdam. „Een lelijk vierkant betonblok met ateliers", had ze tevoren de bestemming omschreven en dat klopt. Van der Molen zit er sinds corona. Tegen haar beslagen studioraam hangen nog vijf lappen vitrages van een vorige huurder. „Ja, als ik door Japan had gelopen had ik dit inderdaad van buitenaf gefotografeerd." Hier fotograferen vindt ze daarentegen geen optie: „Die geslotenheid van Japan en omdat het mijn cultuur niet is, maakt dat mijn projectie en emotie erop mogelijk is. Door die onbekendheid. Een omgeving moet anders zijn dan de mijne. Dan ontstaat een vrijheid om met een onbevooroordeeld oog te kunnen kijken."
Magazine #29
Lees hier meer in NRC Magazine #29
Waar dat oog toe leidde is te zien aan de proefdrukken die in het atelier uitgestald liggen, ter voorbereiding van de expositie. Het zijn soms abstracte composities, wit oplichtende vlakken tussen zwarte kaders, met ondefinieerbare schaduwen in grillige texturen.
Die nabijheid van toch afgeschermde levens doet ergens denken aan de huidhonger van de coronatijd – de lonely selves uit de tentoonstellingstitel. Die verwijst naar eenzaamheid die een maatschappelijk probleem kan zijn, waarbij mensen zich voor een langere tijd terugtrekken uit de maatschappij. Niet alleen in Japan maar in meerdere landen zijn ministers van Eenzaamheid aangesteld, vertelt Van der Molen. Ze ging zich erin verdiepen en kent het van dichtbij. Door verschillende omstandigheden heeft ze vereenzaming zien ontstaan bij familieleden.
Daarbij viel haar in Japan nog iets op: de stilte. In die zomerse nachten hoorde ze een airco, soms een tv, verder niets. Geen gesprekken, gelach, ruzies, seks, niets. „Alsof mensen zich ook binnenshuis inhouden", vertelt ze. Kinderen waren de enige uitzondering.
Tegelijk is somberheid een te zwaar woord, misschien ook wel omdat Van der Molen in haar eentje gedijt. Ze reist altijd alleen, naar bossen en berggebieden, en ze woont sinds kort aan de rand van een dorp in Drenthe.
Foto Awoiska van der Molen
In de afgelegen Japanse dorpjes trof ze in de avond zelden iemand op straat. Zodra de plattelanders er 's avonds de lichten aandeden, haalde ze haar camera tevoorschijn. Tot negen uur, dan is het bedtijd en gaat het licht uit. In die paar uur kwam het huiselijke licht op haar af, niet als sfeerverlichting maar een kil schijnsel dat door het matglas getemperd werd. En dat zie je. De gevels op haar foto's lijken op het soort lichtbakken die fotografen gebruiken om negatieven te bekijken.
Dat licht is contrastrijker dan op de monumentale natuurfoto's waar ze bekend door werd. Musea kochten ze aan en ze maakte er boeken mee, wat haar verschillende prijzen en nominaties opleverde. En hoewel fotografie bestaat bij de gratie van licht, zijn die natuurfoto's donkergrijs. „Ik ontneem de beelden hun licht, want alles is er zo naakt en zichtbaar en karakterloos als alles te veel onthuld is." Op die natuurfoto's lijkt het avond te zijn maar toch maakte ze deze overdag, met tegenlicht of in de schaduw, om later in de doka in zilvergelatineprints de grijstinten te verdiepen. Ze drukte ze af op barietpapier, waardoor het leven detailrijk en subtiel tevoorschijn glinstert uit zwart gebladerte.
Kooldruk
Een paar van die eerdere landschappen zijn straks ook in Huis Marseille te zien. Maar voor de vensters en kozijnen in die rafelige behuizingen vond ze die zilvergelatinetechniek te vlak. Ze besloot te gaan voor een methode die tegenwoordig bijna niemand meer beoefent: de kooldruk. Een atelier in Middelburg beheerst dit 19de-eeuwse procedé nog. Ze pakt een print erbij om het verschil met zilvergelatineafdrukken uit te leggen. „Zie je het reliëf van die donkere gedeeltes?", vraagt ze, en inderdaad, het zwart van de kozijnen ligt als een dunne film op het papier. „In een normale barietprint was dat niet gelukt."
De winst van die kooldruk is een grote variatie in grijstinten en waarom dat bij haar ramen past, is misschien in woorden moeilijker uit te leggen dan in beelden. Het hangt samen met de gelaagdheid van al die raambedekkingen. Die vangt ze in die letterlijk gelaagde structuur van zwart op zwart. Ook sluit het aan bij de psychologische gelaagdheid in de foto's: van alles houdt de blik tegen. Tegelijk is de kooldruktechniek niet voor niets in onbruik geraakt. Het is een uiterst bewerkelijke werkwijze, van bad op bad, met als basis lampenzwart, oftewel roet, koolzwart dus. Nu, na een tijd testen, lukt het haar om samen met kooldrukker Kees Brandenburg per dag één of twee negatieven af te drukken.
Foto's Awoiska van der Molen
Hoeveel makkelijker was het geweest als ze digitaal had gewerkt, maar daar is ze wars van. Ze denkt dat haar foto's een ziel missen als ze die digitaal zou maken. En de analoge camera met zijn trage ontwikkelproces, waarbij het resultaat niet meteen zichtbaar is, past bij de verstilling die ze zoekt. Dat bleek al in 2003. Na studies fotografie in Groningen en New York behaalde ze haar master aan de kunstopleiding St. Joost in Breda. Dat deed ze met portretten van mensen bij wie ze het gevoel had dat die niet beïnvloed werden door de voorbijbulderende actualiteit. Daarna volgde een serie van gebouwen die er aan de rand van de stedelijke wereld ook al zo stoïcijns en tijdloos bij staan. „Hier was ik naar op zoek, wist ik toen", zegt ze.
Avondfoto's werden het, met een zekere suspense à la Hitchcock, en meer weerbarstige en mistige landschappen zouden volgen. Ze werden opaak en ondoordringbaar, altijd zwart-wit, eerst in Europa en toen meermaals in Japan. Ze vertelt erover terwijl we haar prijswinnende fotoboek Sequester uit 2014 doorbladeren, langs ondoordringbare natuurbeelden. Landschappen die te klassiek mooi waren deed ze weg om Bob-Ross-clichés te mijden, en ze ging de nadruk leggen op een wereld met een hermetische en donkere natuur. „Tja, wat kan een psycholoog daarvan zeggen", zegt ze met enige zelfspot.
Maar ze zegt het ook omdat ze in het landschap over zichzelf leert. „Bij die natuurfoto's heb ik een dag of zes in de wildernis nodig om erin te kunnen verzinken. Dan kom ik tot een punt van niets, wat eigenlijk het moment is van een verbintenis met de natuur, onze oorspronkelijke habitat. Dan pas begin ik met fotograferen." Zo ontstaan beeltenissen waar ook iets van haarzelf in zit. Daarvandaan is het niet moeilijk een link te leggen naar die net zo ondoorzichtige ramen.
Foto's Awoiska van der Molen
Toch zijn die anders. „De natuur is woest maar oprecht, die bedondert je niet, kan troost geven waarop je je afvraagt: hoezo had ik dan troost nodig?" De natuur heeft iets dichterlijks maar die ramen, die zijn er gewoon, die zie je opeens. Totdat, natuurlijk, ineens die ene bewoner het licht uitdoet.
Toch kwam het met die gemiste kans nog goed. Dat ene raam waar het licht te vroeg uitging, was na drie weken rondtrekken niet meer uit haar gedachten verdwenen. Ondanks de afstanden reed ze terug en wachtte ze overdag tot ze de bewoner aantrof buiten. Met handen en voeten en goddank Google Translate wist ze duidelijk te maken dat ze „poëtische foto's" maakte. De bewoner begreep het, wachtte met haar tot het donker werd, en deed toen binnen het licht aan.
No comments:
Post a Comment